Bobby Prins na zes decennia nog lang niet uitgezongen

donderdag, 11 mei, 2023

Bobby Prins viert 60 jaar carrière op 2 september in de Kaasboerin aan de Eerselseweg 99 in Mol-Postel.

Hoeveel generaties zouden er niet opgegroeid zijn met de muziek van Bobby Prins en zijn steevast onovertroffen begeleidingsgroepen. Discotheken? Nooit van gehoord! Een disc jockey? “Die woont hier niet, mijnheer!” Voor muzikaal vertier, voor de rockende gitaren, de meest zwoele slows…moest je destijds in een feestzaal zijn. Van kruiperig klein over behoorlijk groot tot echt indrukwekkend, daar speelde een orkest, daar moest je zijn, daar leefde het. Die sfeer is – hopelijk niet voorgoed – weg, maar baanbrekers als Bobby Prins blijven stenen in de rivier verleggen. Momenteel is hij weer ‘hot’ in Nederland waar het jonge volkje zijn teksten naadloos meezingt. Het knalfeest voor zijn zestigjarige carrière viert hij in de legendarische Kaasboerin in Mol.

“Zo is er maar één in heel het land,” stelt de maestro zonder schroom.

In 1947 werden voor Jozef Troonbeeckx de suikerbonen opgediept. Al snel bleek dat Jozefke behept was met een muzikaal virus. Op zijn tiende al wilde hij de geheimen van de notenbalken en de sol- en aanverwante sleutels doorgronden. Dus ging het richting muziekschool. Iets wat hij vijf jaar vlot deed. Maar de keuze van de beschikbare instrumenten was nu niet precies wat hij wilde. Want – zo was dat destijds – een accordeon, dat zag hij wel zitten. Niet enkel vader maar ook andere familieleden beheersten de kunst van le piano des pauvres. “Ik speelde op een accordeon-met-knoppekes. Omdat dit op de muziekacademie niet aangeleerd werd, ging ik bij diverse leermeesters aan de slag. Toen ik twaalf was, ging ik op kermissen en zo al optreden samen met een jazz drummer. Ik begon toen ook al te zingen. En een jong knaapje dat én accordeon speelde én mooi kon zingen, dat vertederde het publiek.”

Latinist leert gitaarspelen

Het dient gezegd, Jozef Troonbeeckx was, ondanks alle kermisvreugde, een goede student. “Ik volgde de Latijnse en dat ging heel vlot. Ik kreeg zelfs een studiebeurs aangeboden om verder te kunnen studeren. Ik heb school gelopen tot mijn zestiende, toen ben ik gestopt. Want op mijn vijftiende had ik de gitaar ontdekt, in het begin gewoon enkele simpele akkoorden, maar al snel stond ik op het podium te zingen met mijn gitaar.” Zoals dat destijds ging: gestopt met de school, dan diende je te werken. “Vijf jaar was ik aan de slag als diamantslijper, daarna ging de focus volledig op de muziek. Samen met Peter West startte ik een orkestje, de Hitboys. Dat heeft zo een achttal maanden geduurd. Op een gegeven moment zat er in Zemst iemand in het publiek die mijn contactgegevens kwam vragen. Het bleek Marcel Sterckx te zijn, in die tijd een bekende orkestleider. Hij bood me flink wat geld om twee tot drie keer per week over het hele Vlaamse land op te treden. Daar heb ik ongelooflijk veel geleerd! Louis Neefs hebben we wel twintig keer begeleid. Ondertussen schoolde ik mezelf bij door gitaarlessen te volgen bij een jazzgitarist.”

Grote doorbraak na de legerdienst

Het was bij Marcel Sterckx dat Jozef – zeg maar Jef - zijn eerste twee singels opnam. In 1965 was dat “Een gitaar en een zomernacht”. “Ik herinner me dat Mimi Smith indertijd het promotiemeisje was. En het was zanger/cabaretier Louis Baret die me met mijn artiestennaam doopte: Bobby Prins. Louis was in die tijd een grote naam, hij schreef teksten voor o.a. Bobbejaan Schoepen, Will Tura, Marva en Freddy Quinn.”
In 1966 mocht Bobby Prins het vaderland dienen en leren te eten uit een gamel. Eenmaal afgezwaaid ging hij nog een half jaar aan de slag bij Marcel Sterckx. Maar op 1 januari 1968 volgde een eerste optreden met het Bobby Prins kwartet. “En dat draaide redelijk rap erg goed. We mochten al snel optreden in de Rodeo in Klein Vorst en in de Ster in Rillaar. Daar kreeg ik meteen 35 contracten voorgeschoteld.” Maar veel is niet genoeg. Op een gegeven ogenblik kwam Gust Klessens – jawel, dé legendarische Klessens van de ongeëvenaarde spiegeltenten – kijken en luisteren. Hij klopte meteen 40 contracten op tafel. “Na twee jaar waren we het meest gevraagde orkest!”

Verbeteren om vooruit te gaan en geen trouwfeesten meer

“Dat is iets wat me altijd bezig gehouden heeft,” stelt Bobby Prins heel stellig. Ik wilde steevast de kwaliteit van mijn muzikanten omhoog krikken. Was er iemand beter, dan nam ik die aan, het kon nooit goed genoeg zijn. Maar ik heb ook altijd veel respect gehad voor mijn muzikanten.”

Het kan niet anders dan dat het indertijd geen sinecure was om meerdere optredens per dag en per weekend klaar te stomen. Want het was geen platenspelertje of tablet dat diende versjouwd te worden. Neen, dat was de hele mikmak van instrumenten over versterkers en boxen en dies meer. “In het begin schafte ik me een grote Ford Galaxy aan, inclusief aanhangwagen. Die glitterbak gebruikte ik zelfs een tijdje om trouwers mee te vervoeren. Maar dat heb ik relatief rap opgegeven, laat thuiskomen en dan die slee poetsen en laten glimmen…dat was er te veel aan.”
Dat transportmiddel werd dra vervangen door een camionette. Maar dan nog is het zeulen en slepen geblazen. “Dat viel bijzonder goed mee,” lacht Bobby Prins. “Ze heetten toen zo nog niet, maar ik had al roadies. Allemaal fans die wat blij waren dat ze mochten helpen om met alles te sleuren en te slepen. Daar hebben we nooit een gebrek aan gehad en daar ben ik nu nog dankbaar voor.”

Dubbele boeking en enter Johnny Hoes

De boekingen liepen ondertussen als gesmeerd. Het kan niet missen dat ze ooit eens té gesmeerd liepen. “Ik had een optreden in De Toekomst in Putte. Indertijd een grote naam daar stonden mannen als Will Tura en Dave Berry op het podium. Op een gegeven ogenblik krijg ik een telefoontje van de uitbater die duidelijk verveeld zat. Hij had een dubbele boeking: Bobby Prins en Will Tura. En of ik niet…Maar ik hield het been stijf, ik zou er optreden. Het podium werd in twee verdeeld, één helft voor Bobby Prins en één helft voor Will Tura. Op dat ogenblik was ik er rotsvast van overtuigd dat mijn orkest beter was dan dat van Tura . Achteraf gezien was het om te schateren: als wij optraden zaten de fans van Tura doodgemoedereerd te kaarten in de zaal. En het omgekeerde was ook waar.”
In 1972 hoorde de legendarische Johnny Hoes Bobby Prins het nummer Sancta Maria zingen. De zanger kreeg meteen een marsbevel om naar de studio te komen. Nu was Johnny Hoes in die tijd niet meteen de eerste de beste. Nu ja, de beste zou wel kunnen als je weet wie er in zijn ‘stal’ mocht kwelen. Van de Zangeres Zonder Naam tot Zwarte Lola. En zelf scoorde hij o.a. de geweldige hit “Och was ik maar bij moeder thuisgebleven”. Om over de Vogeltjesdans maar te zwijgen.
Bobby Prins schreef lang niet al zijn nummers zelf. Maar soms deed hij dat wel. Maar dan ben je jong en onervaren aan de zakelijke kant en van zaken als auteursrechten en Sabam heb je geen weet. En voor je het weet komen de centjes waar je recht op meent te hebben in een ander laatje terecht. En dat geeft wrijvingen. “Dat ongenoegen leidde op de duur tot rechtszaken die oeverloos bleven aanslepen. Ik zal eerlijk zijn, ik was in die tijd ook niet zo goed bezig. Ik nam pillen om te slapen en pillen om weer wakker te worden. Op de duur was ik al die rechtszaken zo beu dat ik verzaakte er nog naartoe te gaan. En ik verloor! Dus je ziet, mijn loopbaan heeft veel ups gekend, maar ook de nodige downs. Maar ik ben fier dat ik me daar terug bovenop kon vechten. En nu ben ik weer helemaal up. ”

Naar platenlabel Monopole en momenteel zot populair in Nederland

“Nadat ik stopte bij Johnny Hoes ben ik naar het platenlabel Monopole gegaan. Daar heb ik nog een pak lp’s gemaakt en stond ik 3 maanden op nummer 1 in de top 30 met het nummer ‘Te jong’.” Bobby Prins is een veelvraat als het aankomt op uitbrengen van platen, maar hij schrijft niet al zijn nummers zelf. “Ik kreeg en krijg ongelooflijk veel liedjes toegestuurd, écht stapels. Ik zal nog lang in de weer moeten blijven.”
In de weer blijven, het zit er aan te komen. Want: “Ik kan het niet missen! Ik heb tegenwoordig ongelooflijk veel bijval in Nederland. Heel opmerkelijk is dat het jonge volkje daar zot is van mijn nummers, die zingen de teksten woord voor woord mee.” Over de hedendaagse Nederlandstalige liedjes laat Bobby Prins zich niet laatdunkend uit. “Maar ik moet eerlijk bekennen dat ik geen enkel nummer ken uit de hedendaagse top-Tien. Geef mij dan maar mijn fans, die zijn zo hondstrouw dat ze bijna familie geworden zijn. Zenuwen voor een optreden heb ik (bijna) niet meer. Als je voor een Elisabethzaal staat, slik te wel even, maar eenmaal van start vlot het nog altijd. Vooral ook omdat ik nog altijd op mijn stem kan rekenen, die doet het nog altijd.”

Koersbroekje aan en biljartje stoten

Naast het muzikale werk, staat de drukke agenda toch af en toe nog een beetje me-time toe. “Ik heb zelf altijd graag gefietst. Indertijd organiseerden ‘de blaadjes’ geregeld wedstrijden voor artiesten. Ik denk dat ik die bijna allemaal gewonnen heb. Dus die koersbroek blijft belangrijk. En ik kijk ook graag naar wielrennen op tv. Je moet me horen vloeken als Van Aert lek rijdt in Roubaix!!! En zo eens in de week een biljartje gaan spelen, dat ligt me ook wel.”

Alle info op www.Kaasboerin.be

Bron: 
Kaasboerin